maandag 25 januari 2010

aantekeningen les 5

9 tot 12 jaar

Wens om naturalistisch te gaan tekenen.
- Verband tussen kijken en tekenen.
- Kind moet gestimuleerd worden, kind kent de trucjes niet en raakt ontmoedigd.
- Automatisch herhalen (schema tekenen)
Probeer leerlingen ook andere dingen te laten tekenen dan het trucje dat ze al kennen.

aantekeningen les 4

Kubistisch tekenen
4 tot 9 jaar

Kind gaat variëren in zijn tekeningen mensen aan zijkant, maar gezicht naar voren.

2 aanzichtspunten
Vogelvlucht + recht naar voren, gecombineerd in een tekening
Rabattement of omklapping

- Doorzichtigheid
- Haaks contrast
- Juxtapositie (afzonderlijke plaatsing van objecten)

Exemplariteit
Kind kiest wat bijzonder is aan figuur ( kenmerkende eigenschappen worden benadrukt)

Belangrijkheid + Verdringing 
Dingen die niet belangrijk zijn worden weggelaten

Schrijfhelling
Schrift staat scheef

Kleurcodering
Zon = geel. Wolken = blauw.(typerend jongens of meisjes tekening)

aantekeningen les 3

Krabbelfase
- overgangsfase -> gecodeerde werkelijkheid tekenkrabbels krijgen een naam (betekenis)

Gecodeerdefase
4 tot 9 jaar


Gerelateerd aan zichtbare werkelijkheid en toch anders.
Gedeeltelijk cultuur, afhankelijk/gebonden
- fysioplasme (schauwers)
- ideoplasme (bouwers)

- Mens (koppoters/kopvoeters)
- Boom (idem)
- Huizen, bomen, bloemen, dieren, zon, wolken
- Wanordelijke plaatsing, 1e ordening -> papier heeft maar 1 voorkant en een boven en onderkant.

Aantekeningen les 2

Kindertekeningen.

- Motoriek
- Fantasie
- Verwerking
- Waarnemen
- Omgang materiaal + techniek
- Expressie
Voor ieder kind op een ander moment belangrijk.

Kinderen vinden tekenen altijd leuk, sommigen blijven het leuk vinden, anderen na een tijd niet meer. (vaak oorzaak bij docent)

Krabbelfase
- Positieve verbazing door sporen op papier
- Kind beweegt eerst nog met compleet bovenlichaam en houd potlood met vuist vast
- Sporen worden lijnen (horizontaal, heen en weer)
Bauhaus, zwart, wit, primaire kleuren


- Kind maakt cirkels waar hij eerst begin en eind niet bij elkaar komen, later slecht bij elkaar komen en later helemaal

donderdag 22 oktober 2009

Goede en slechte leraren

Wat is nou een goede leraar en waarom vind je sommige leraren slecht les geven? Natuurlijk met sommigen heb je totaal geen klik, je vind ze te wazig of te oudbollig. Leuke leraren geven super goed les, maken zo nu en dan een grapje en zijn begripvol op alle vlakken. Helaas werkt dat natuurlijk niet in de praktijk. Anders zou je een stel robokoppen voor de klas hebben staan. Verder moet er natuurlijk wat geleerd worden en het moet niet een beestenboel in de klas worden. Moeilijk, moeilijk. Het is echt erop of eronder lijkt het.
Zodoende moesten we voor didactiek een lijstje maken met de goede en slechte punten van leraren.


Goede leraren:
1. Legt duidelijk uit, door middel van voorbeelden en/of het bord. En geeft een goede voorbereiding naar de opdracht toe.
2. Maakt ruimte om naar leerlingen te luisteren, kent als het nodig is het antwoord of gaat er verder op in in de groep.
3. Houd afwisseling in de lessen, er word met verschillende materialen en technieken gewerkt.
4. Heeft de les goed voorbereid. Er vallen geen stiltes of een éhm'.
5. Houd de klas rustig en weet de aandacht te vestigen.
6. Houd rekening met 'moeilijkere' leerlingen en geeft deze de juiste begeleiding. Ook als een van de leerlingen moeite heeft met de opdracht geeft de leraar extra tips of hints. Zodat de leerling wel zelf de opdracht maakt.
7. Heeft geduld met leerlingen.
8. Geeft alleen opbouwende kritiek en geeft vervolgens een goed advies.
9. Gaat goed met de leerlingen om, staat er niet te dicht bij maar houd ook niet een te grote afstand.
10. Trekt niemand voor.



Slechte leraren:

1. Te weinig afwisseling in de lessen. Veelal dezelfde of bijna dezelfde opdrachten.
2. Geweld gebruikt bij leerlingen.
3. Geen orde weet te houden.
4. Leerlingen niet kan boeien, of geen goede interessante opdracht kan geven. Of niet op het juiste niveau les geeft.
5. Leerlingen niet laat uitspreken of ze überhaupt niet aan het woord laat.
6. Leerlingen voortrekt, of een lievelingetje heeft.
7. Geen vragen van leerlingen beantwoorden.

8. Geen meningen accepteert.
9. De opdracht niet duidelijk uitlegt.
10. Zijn of haar vak eigenlijk helemaal niet leuk vinden.